Schilderen aan een droom
Het werk van Karin Hanssen

De eerste keer dat Karin Hanssen (°1960) met haar tekeningen en schilderijen opviel was op het groezelige zoldertje van het al even groezelige café De Dolle Mol in hartje Brussel. We schrijven 1995. De kroeg werd in de pers 'artistieke afspanning' genoemd, en de klanten 'anarchistische dromers van een generatie eerder'. Hanssen werd ook zelf met die dromers geassocieerd, te meer omdat haar expo I Have a Dream heette. Met die bekende frase van Martin Luther King verwees ze expliciet naar de jaren 1960, naar de tijd dat er nog dromen waren. Hanssen had een boodschap, zo werd gesuggereerd, zij het een subtiel verpakte. Ze stelde vale, ruw geschilderde, maar figuratieve werkjes tentoon, die op het eerste gezicht een aantal uit het dagelijkse leven geplukte clichébeelden bevatten. Met een aantal rudimentaire technieken en vegen werd bijvoorbeeld een architect afgebeeld, een pompbediende en een kapper. Het bijzondere was dat deze personages vrouwen waren, terwijl het eigenlijk om typisch mannelijke beroepen ging. Verder hingen er een Criminal en een Victim tegenover elkaar, waarbij enkel de titel duidelijk maakte wie de dader en wie het slachtoffer was. De boodschap: we zien niet wat we zien. Het dagelijkse leven bestaat uit een aantal voorgeschreven rolpatronen, en zogenaamd autonome individuen vullen enkel die rollen in. Op die manier tonen de media de werkelijkheid niet, ze creëren ze.

Die boodschap mag dan wat belegen en belerend hebben geklonken, ze is dat enkel wanneer abstractie wordt gemaakt van de 30 jaren die verliepen tussen de afgebeelde periode en de tijd waarin de werkjes tot stand kwamen. Hanssen schilderde letterlijk beelden uit die tijd na, en liet daarbij dingen weg, of bracht subtiele verschuivingen aan. Ze reflecteerde daarmee over de tijd die ondertussen verstreken is en over hoe de mechanismen van toen zijn geëvolueerd. Tezelfdertijd deed ze ons stilstaan bij de manier waarop er vandaag naar die periode wordt gekeken, of zelfs hoe erop wordt neergekeken. Dat is zo gek nog niet. Niet alleen worden langzaam verworven rechten soms al te snel vanzelfsprekend, veel mechanismen van toen werken tot op vandaag door of duiken in andere gedaanten opnieuw op. In die zin was de expo in Oh! (zo heette het zaaltje) wel degelijk actueel. Bovendien is ook haar werk ondertussen veranderd, al zijn de motieven dezelfde gebleven. Ze lijkt zich nu af te vragen of de droom van Martin Luther King in vervulling ging. In 1999 concipieerde ze voor de Netwerk Galerij in Aalst The Thrill of it All, een expositie waarvan de titel verwijst naar een onbenullige amusementsfilm, maar die niettemin op subtiele en manipulatieve manier wijst op de rol die mensen in de maatschappij te spelen hebben. Het thema lijkt daarmee hetzelfde gebleven, maar de uitwerking is veel geraffineerder en indringender geworden. Op basis van foto's uit de oude doos of ut archieven schilderde Hanssen op het eerste gezicht onschuldige genrewerkjes en idyllische tafereeltjes. Het werk Picnic is gebaseerd op een foto uit de jaren 1950 en beeldt een gelukkig middenstandsgezinnetje-op-vakantie af dat even stopt om iets te eten langs de weg. Het tafereel is zodanig onschuldig en pastoraal, dat er van de weeromstuit iets dreigends vanuit gaat, terwijl enkel de lange slagschaduwen op de voorgrond expliciet naar die dreiging verwijzen. Een ander opvallend werkje gaat ogenschijnlijk nog verder terug in de tijd. Op het doek Nursery zien we een kindermeid in de weer met kindjes en twee hobbelpaardjes. Gok hier weer die geborgen, beschermde en steriele wereld die tegelijk een gevangenis lijkt te zijn. De in zichzelf gekeerde personages zitten opgesloten in hun eigen rol, werken nietsvermoedend mee aan de Grote Veilige Illusie van hun leven, die tegelijk als een molensteen rand hun nek hangt. Deze kleine, onscherpe maar bijzonder intense en intieme werkjes vertellen geen boodschapperig verhaal meer, maar laten vooral die dreiging voelen, de onbestemde angst die wordt veroorzaakt door de spanning tussen wat is en wat we denken (of graag zouden willen) dat er is.

In de reeks Scenes is Hanssen daar nog verder in gegaan.
Het decor is er tijdloos geworden en daardoor imposanter. Natuur en landschap fungeren nu als scène, en de werken zijn opnieuw iets groter. De personages Lijken zich nu helemaal in dat decor te verliezen, geven zich gelaten over aan die schilderachtige maar verpletterende wereld. Het tijdloze van de natuur maakt de spanning nog groter, de vergankelijkheid van de mens nog ondraaglijker. De afgebeelde personages lijken nu zelf te beseffen dat ze in een soort wereld van prentbriefkaarten zijn beland, en dat hun lot in handen is van krachten waar ze geen vat op hebben. Tegelijk hebben de werken mythische allures gekregen. Er spreekt iets van ontzag uit, de anonieme mannen en vrouwen in het tafereel buigen deemoedig het hoofd. Hun droom ging niet in vervulling, maar ze leren leven met de realiteit. Alles bij elkaar is de droom immers ondraaglijker dan de werkelijkheid, en veel minder mooi.

 

Bert De Munck, Deus Ex Machina, 2002